Dit is het vierde artikel in een reeks over hechting. Het vorige artikel ging over hechting en de gevoeligheid voor stress. In dit nieuwe blog vertelt psychosociaal therapeut Susan Vroemen je over de relatie tussen onveilige hechting en angst. Op welke manier hebben een angststoornis en hechting met elkaar te maken? Lees verder voor het antwoord.
Een angststoornis ontstaat door een combinatie van biologische, sociale en psychische factoren. Hechting is een onderdeel van de sociale factoren. In je vroege kindertijd hecht je je in de relatie met je ouders of verzorgers, zo leer je je veilig te voelen in de wereld. In het blog over hoe hechting doorwerkt in je leven lees je hier meer over.
Wij kunnen je helpen
Direct de juiste hulp van een psycholoog die bij jou past
- Gekwalificeerde psychologen
- Al 47.242 mensen geholpen
- Snel en persoonlijk
- Geen wachtlijst
Hoe werkt hechting?
“Ik sta op het schoolplein te wachten op mijn nichtje Sarah. Ze zit sinds dit schooljaar in groep 3. Om mij heen staan moeders en opa’s en oma’s en overal lopen, fietsen, of zitten de jongere broertjes en zusjes die mee mogen om hun grote broer of zus van school te halen. De kleine Hugo, Eva en Casper hebben een leuk spel uitgevonden en staan op het hek vlak bij de deur. Ze hebben ontdekt hoe ze het hek kunnen laten zwaaien door tegelijkertijd te bewegen en hebben de grootste pret. Opeens gaat de zoemer dat het tijd is. Ze schrikken enorm van het harde geluid: je ziet de schrik door hun lijfjes gaan en ze springen van het hek af, en sprinten naar hun moeder.
De moeder van Hugo zit te praten met twee andere moeders. Ze pakt Hugo gedachteloos bij zich, maar gaat door met haar gesprek. Hugo wil haar vertellen over de zoemer maar vindt geen gehoor en zit met een gespannen gezichtje op haar schoot. Als zijn oudere zus komt, wordt hij al even gedachteloos in het fietszitje gezet en ze gaan naar huis.
Eva komt bij haar moeder die het hele gebeuren heeft gezien en het wel grappig vindt. Ze moet er om lachen. Eva klemt zich vast aan haar been en huilt met haar gezicht tegen haar broek, terwijl ze een klopje op haar rug krijgt. ‘Nou, dat was toch niet zo erg? Je weet toch dat die zoemer gaat. Kom, stel je niet zo aan’.
Casper komt bij zijn moeder aan en wordt meteen op schoot gehesen en stevig vastgepakt. Ook zij zag hem schrikken. ‘Ben je zo geschrokken?’, vraagt ze. ‘Ging de zoemer opeens zo hard?’ Casper heeft een sip gezichtje en op het moment dat zijn moeder hem vastpakt en tegen hem praat, barst hij in tranen uit en huilt alle spanning weg.”
Met een afgestemde, sensitieve reactie krijg je als kind van je vader of moeder een goede ondersteuning als je zo enorm schrikt. De moeder van Eva lacht om de schrik van haar dochtertje en ontkent daarmee Eva’s gevoel. Ze is niet echt afgestemd op wat Eva nu nodig heeft en Eva moet de schrik in haar eentje verwerken.
Hugo mag wel op schoot, maar wordt feitelijk in zijn gevoel genegeerd. Hij huilt niet zoals Eva en Casper en de schrik blijft in zijn lijfje. Als Hugo en Eva vaak op deze manier benaderd worden, heeft dat invloed op de manier waarop ze op hun ouders leren vertrouwen en ook op de manier waarop het stresssysteem in hun lichaam gaat werken.
Zoals we hierboven zagen, kan peuter Hugo zijn stress niet kwijt. Hij zal langer dan zijn maatjes last hebben van de cortisol, die door zijn lijfje rondgepompt wordt. In het vorige artikel legde ik uit hoe hechting van invloed is op de ontwikkeling van het stresssysteem in het lichaam. Door onveilige gebeurtenissen ben je gevoeliger geworden voor stress en maak je sneller en langer het hormoon cortisol aan. Je bent alert en waakzaam en verhoogde niveaus van cortisol maken je gevoeliger voor angst. Dat gebeurt niet als er een keer een zoemer afgaat, maar wel als je structureel geen bescherming en troost (een sensitieve respons) krijgt in onveilige situaties.
Sensitiviteit en respons
Voor een veilige hechting is het nodig dat je als ouder of verzorger sensitief en responsief op een kind reageert. De moeder van Casper geeft een sensitieve reactie. Ze ziet dat haar zoontje schrikt en begrijpt dat hij daardoor van slag is, ze reageert sensitief. Door hem vast te pakken (holding te geven) en zijn gevoel te benoemen reageert ze snel en adequaat. Ze erkent het gevoel van schrikken als er plots zo’n hard geluid is, terwijl je ook nog eens zo dichtbij de bron van dat geluid staat. Casper’s schrik mag er zijn en ze stelt hem gerust. Hij leert dat datgene wat hij voelt ‘schrik’ heet, dat hij dat mag voelen en dat hij naar zijn moeder toe kan als hij schrikt.
“Je leert als kind je gevoelens te benoemen, toe te laten en te reguleren in de interactie met je ouders.”
Veilige hechting: “Ik ben OK, en jij bent OK”
Als je als kind gezien en bevestigd wordt in je emoties, leer je dat wat je voelt normaal is, en je leert er woorden aan te geven. Je leert dat je naar een ander toe kunt gaan om gerustgesteld te worden en dat je je dan weer beschermd en veilig voelt. Zo leer je te vertrouwen op je eigen gevoel én op je ouders. Als je wat ouder wordt, vertaalt dat vertrouwen in je ouders zich naar andere volwassenen. Opa en oma, de buurvrouw, een leraar op school: als je een basisvertrouwen in anderen hebt, kun je naar hen toe gaan. Je leert: ik ben OK, en jij bent OK.
Ontkenning van jouw gevoel
Als jouw gevoel ontkend wordt, raak je in de war. Je leert niet om woorden te vinden om dat wat je voelt uit te spreken en daarmee wordt het ook lastiger om de verbinding met anderen aan te gaan. Je raakt opgesloten in jezelf. Ook is een ander niet veilig, want je hebt geleerd dat die er niet voor je is, en zo sta je alleen. Er kunnen onverwachte dingen gebeuren, waartegen je niet beschermd wordt. De wereld is voor jou geen veilige plek.
Vaak neemt ons hoofd het dan over. Gevoelens zijn lijfelijke sensaties. Als je ze niet kunt toelaten, of er uiting aan kunt geven, ontstaat er spanning in je lichaam. Met je denken probeer je een oplossing te vinden voor die spanning wat vaak leidt tot piekeren. Mensen die vaak piekeren zijn gevoeliger voor angst.
De wereld verkennen
Kinderen die zich veilig voelen, vinden de wereld minder beangstigend. Vanaf circa 6 maanden gaat een kind de wereld om zich heen verkennen en dat blijft zo zijn hele leven. Eigenlijk ben je altijd op verkenningstocht, want ook als volwassene kom je steeds in nieuwe situaties. Een nieuwe opleiding of baan, naar een feestje waar je niemand kent, een reis maken naar een vreemd land. Het is allemaal nog onbekend. Een kindje gaat steeds een stapje verder, maar kijkt nog achterom of hij zijn moeder ziet. Als kind ga je steeds wat verder naar buiten, in het volste vertrouwen dat je terug kunt rennen naar je vader of moeder. Door het overwinnen van je angsten ontdek je nieuwe dingen en groeit je (zelf)vertrouwen.
Als je leert dat er enge dingen gebeuren in die buitenwereld, dan wordt het wat minder vanzelfsprekend om op verkenningstocht te gaan. Of misschien ga je wat minder ver. Of je bouwt voor de zekerheid al wat voorzorgsmaatregelen in. Onveilig gehechte mensen vinden een nieuwe situatie vaak sneller bedreigend en gaan spannende situaties liever uit de weg, hierdoor ervaren ze ook minder wat ze wel aankunnen. Zo kan er al snel een vicieuze cirkel ontstaan.
Daarnaast is er een relatie tussen angst bij vaders of moeders en bij hun kinderen. Kinderen van ouders met een angst hebben een verhoogd risico om angsten te ontwikkelen. Dat geldt in het bijzonder bij de sociale fobie en de gegeneraliseerde angststoornis.
Doorbreek de cirkel van angst
Als we niet volledig op onszelf of de ander vertrouwen, bouwen we vaak beschermende muurtjes om onszelf heen. Achter het muurtje is het veilig. Maar, als je dan iets wilt doen, moet je wel eerst over het muurtje heen. Hierdoor stappen we niet meer zomaar op alles en iedereen af. Angst heeft op die manier de neiging om je te bevriezen, te verstenen.
Waar zou jij graag op af willen stappen, maar doe je nu niet? Breng in kaart wat je graag zou willen doen, en formuleer wat een (klein) stapje in de goede richting zou zijn. Het maakt niet uit hoe klein die stap is, al is het maar een minuscule beweging. Als je niet meteen recht op je doel af durft, vraag je dan af wat wel haalbaar is voor jou. Nu, op dit moment. Dát je beweegt is misschien nog wel het belangrijkste!
Als het te groot is om alleen te doen, neem dan contact op met een goede therapeut. Hij of zij kan jou helpen om je angsten thuis te brengen (naar vroeger), in het juiste perspectief te plaatsen en je helpen een begin te maken om de muurtjes af te breken. Zo wordt de wereld weer een veilige plek.