Psychologen behandelen hun cliënten doorgaans altijd in de praktijk. Toen de coronacrisis toesloeg en contact beperkende maatregelen de meeste fysieke afspraken onmogelijk maakten, besloten veel zorgverleners patiënten telefonisch en via beeldbellen te woord te staan. Verwacht werd dat dit met name voor de behandeling van GGZ-patiënten nog wel eens nadelige gevolgen kon hebben. Voordelen waren er zeker ook, zoals minder reistijd en meer behandelcapaciteit, maar online- en videobehandelingen zouden zeker niet voor alle GGZ-patiënten een goed alternatief zijn.
Videobehandelingen beter beoordeeld
Het onderzoek dat nu uitgevoerd is door de landelijke behandelorganisatie Psyned (Psychologen Nederland) laat zien dat cliënten die via beeldbellen behandeld worden zowel de behandeling als de behandelaar een hogere score geven dan voorheen, toen de afspraken fysiek in de praktijk plaatsvonden. De behandelaar scoort met een 8,4 nu iets hoger dan eerder (8,3). De videobehandelingen worden gemiddeld met een 8,1 gewaardeerd. Dat was voor de coronacrisis nog een 7,8.
Ook blijkt dat cliënten die online en middels videoconsulten behandeld zijn aangeven dat hun klachten evenveel verminderd zijn als voorheen. In het eerste half jaar van 2020 zijn klachten bij 90 procent van de cliënten verminderd of volledig verdwenen. Ten opzichte van dezelfde periode in 2019 is dit percentage exact gelijk gebleven.
Beter dan verwacht
Die resultaten staan haaks op sommige pessimistische voorspellingen over de gevolgen die het (tijdelijk) vervangen van fysieke behandelingen door consulten en behandeling via beeldbellen zouden hebben voor de GGZ. Die waren overigens niet allemaal negatief, maar lieten wel allemaal doorschemeren dat online behandelingen en videoconsulten niet voor alle GGZ-patiënten geschikt zouden zijn en dat er zowel positieve als negatieve effecten verwacht kunnen worden.
“In tegenstelling tot sommige anderen in de sector, geloven we bij Psyned dat de kracht van een goede behandeling niet in wel of niet face-to-face behandelen zit, maar in het kunnen bieden van wat een cliënt nodig heeft. Dat begint al in een eerdere fase; namelijk zorgen dat de cliënt bij de best mogelijke behandelaar terecht komt voor zijn of haar klacht. Daarom vonden we dit ook zo interessant om te onderzoeken”, aldus Aerjen Tamminga, Zorgdirecteur van Psyned.